Welk kommagetal hoort bij de breuk? Kies uit: 0,125 – 0,5 – 0,2 – 0,67 – 0,75
2⁄3 = 0,67
1⁄5 = 0,2
1⁄8 = 0,125
3⁄4 = 0,75
1⁄2 = 0,5